Tool: GedragsPatroon Grafiek (GPG)
De GedragsPatroon Grafiek is een tool uit het systeemdenken. Het geeft inzicht in een variabele, een onderdeel van een verhaal, een hoofdzaak waarvan je verwacht dat het belangrijk is om te onderzoeken. Het geeft een beeld van het patroon van gedrag in de tijd.
We zijn ons vaak niet bewust van onze patronen van gedrag. Deze tool maakt het gemakkelijk om het onbewuste te visualiseren waardoor het weer bewust wordt.
Gebruik van de tool
De variabele kiezen is een belangrijke vaardigheid die groeit naarmate je meer oefent. Vertel het verhaal, luister naar het verhaal en kies een hoofdzaak. Deze moet kunnen toenemen of afnemen in de tijd. Verdriet of blijdschap zijn mooie zachte variabelen. Mijn gevoelens bij iets is geen goede variabele. Dat is te algemeen. Het kunnen harde of zachte variabelen zijn. Harde variabelen zijn meetbaar, zachte variabelen zijn schaalbaar. Voorbeeld:
- het aantal conflicten van kinderen gedurende de week (hard)
- gevoel van onmacht leerkracht gedurende de week (zacht)
- aantal uren administratief werk (hard)
- vermoeidheid (zacht)
De lijn in de grafiek visualiseert de ontwikkeling van de variabale in de tijd. Je voegt woorden en beelden toe aan de lijn. Daarmee wordt het verhaal krachtiger. Als je elkaar je verhaal vertelt kan de ander je verhaal beter volgen maar ook beter herhalen. Het geeft inzicht en maakt je bewust van zaken.
Verbinding met andere tools
De gebeurtenisketting kan als voorloper gebruikt worden om het verhaal in een logische volgorde te plaatsen. De GPG is de basis voor het werken met de relatiecirkel.
Toepassing:
In elke situatie, in elk verhaal spelen variabelen een rol. Elk verhaal bevat meerdere variabelen waar je een GPG mee kunt maken. Ik gebruik de GPG in het werken met kleuters en met CEO’s van multinationals. Het leidt altijd tot verdiepend inzicht.
Voorbeeld:
GPG “Hoe blij ik ben op een dag van de week”. De lijn laat zien, dat het kind erg blij is als hij ’s morgens aan de computer kan. Daarna moet hij lezen en is hij helemaal niet blij. Dan gaat hij een boterham eten en buiten voetballen. Hij is blij en tekent zichzelf erg dynamisch. Daarna volgt de schrijfles en het is duidelijk wat hij daarbij voelt. Na de tweede pauze gaat hij naar buiten voor een verkeersles en oefent de groep het oversteken. Hij tekent zichzelf minder dynamisch.
(Guus Geisen: “De Kunst van het Denken”, 2011)