Leren in een levend systeem: de architectuur van het leerproces (deel 3)

Het machinesysteem is gericht op korte-termijnversnelling en heeft als onbedoeld effect vertraging op de lange termijn. Het levend systeem heeft het tegenovergestelde doel: vertraging op de korte termijn en versnelling op de lange termijn. De architectuur van het leerproces combineert beide en kenmerkt zich door een goed georganiseerde vertraging gericht op versnelling.

Hoe werkt het leerproces in een levend systeem en hoe kun je daarin echt aanwezig zijn? Die vragen beantwoord ik voor je in deze blog. Eerder kon je al lezen wat het verschil is tussen machinedenken en denken vanuit een levend systeem. De eerste is gecompliceerd en voorspelbaar, de tweede juist onvoorspelbaar, dynamisch en complex. De vorige blog laat zien hoe je ruimte creëert voor jezelf, de ander en het gehele systeem. Dit vormt de basis voor optimale ontwikkeling.

Echt aanwezig is de kern

De essentie van het leerproces is samen te vatten in drie woorden – met dank aan Paulo Freire. Woord = werk = praktiseren. Een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling is het aanwezig zijn. Ben je niet aanwezig? Dan gebeurt er niets. Dat is logisch voor de fysieke aanwezigheid, maar dit geldt net zo goed voor mentale aanwezigheid. Als je niet openstaat voor een woord, dan komt het niet binnen. De kans is groot dat er dan gewerkt wordt op een manier gericht op activiteiten. Omdat het moet. Het praktiseren blijft oppervlakkig en beperkt tot het doen in plaats van het leren van wat je hebt gedaan.

Het leerproces en… de relatie met het Zelf

Leren begint met een behoefte, een drijfveer of een aspiratie dat je iets wilt leren en komt voort uit nieuwsgierigheid. Je hoort iemand gitaar spelen. Onmiddellijk zet het iets in beweging en zet je (onbewust) een volgende stap in relatie tot de muziek, het instrument. Het kan ook zijn dat het gitaarspel je niet raakt en je overgaat tot de orde van de dag. Dit is te verbinden met het WOORD.

Het leerproces begint vanaf het moment dat iets je raakt en je ermee aan de slag gaat. Je wilt iets kunnen, begrijpen of beheersen en bent een beginner. Het vergt veel oefenen, herhalen, observeren, nadoen en nog veel meer herhalen. Dat is het WERK, de vertraging. Werk kost tijd, maar leidt uiteindelijk tot het PRAKTISEREN. Het toepassen van je lessen op een niveau van beheersing.

Het leerproces en… de relatie met de Ander

De mens is een sociaal wezen. Interactie met de ander leidt tot prikkels voor het Zelf om te groeien en ontwikkelen. Zo ontstaan er weer prikkels voor de Ander. Dit proces leidt tot verdiepend leren en ontwikkelen. Samenwerken aan een complex vraagstuk maakt dat we makkelijker tot nieuwe perspectieven en mogelijkheden komen. Hoe meer divers de groep is, hoe meer groei- en ontwikkelingsmogelijkheden er zijn.

Dit leidt niet alleen tot praktiseren in relatie tot het gitaarspel. Het draagt ook op een aantal andere gebieden, zoals samenwerken, logisch redeneren, taalgevoel. Juist daar ligt de basis voor versnelling.

leerproces en de ander
Het leerproces en… de relatie met het Geheel

Ons educatieve systeem focust op slechts twee woorden van Freire rondom het leerproces: WOORD = WERKEN. Het curriculum staat centraal en daar moet je aan werken. Het is de aanname dat het praktiseren daarna vanzelf volgt. Tegelijkertijd staat er zoveel leerstof in het curriculum dat dit onmogelijk allemaal in een jaar uitgevoerd kan worden. Het leerproces is daarom teruggebracht tot het werken aan de woorden.

Persoonlijke, gezamenlijke en systemische referentiekaders bepalen de grenzen van dit handelen. (On)bewuste denkbeelden van mensen en systemen bepalen of iets er wel of niet bij hoort. Dat is kenmerkend voor een levend systeem. Terwijl we die grenzen bepalen, is het belangrijk dat we blijven reflecteren. Bevorderen of belemmeren onze denkbeelden het overleven van het levend systeem? Wat ooit bevorderend werkte, kan op enig moment namelijk gaan belemmeren.

Kernwaarden in het leerproces

Morele ambitieIn zijn boek Morele Ambitie stelt Rutger Bregman onze huidige manier van werken en denken stevig ter discussie. Waar zetten we ons talent voor in? Wil ik als creatief marketingbrein de tabaksindustrie wel helpen om hun dodelijke product te verkopen? Een betrouwbaar leerproces draait om de samenhang van drie waarden: zorg goed voor jezelf, voor de ander en voor deze plek. Dit zorgt voor een basis waarbij het individu, de groep en het systeem met behulp van een referentiekader kunnen werken aan ontwikkeling. Hoe meer je het praktiseert, hoe meer je de omgeving als veilig en rijk ervaart.

Elk jaar starten leerkrachten in hun klas met het vaststellen en concreet maken van deze waarden. Samen met de kinderen zoeken ze welk gedrag bevorderend is voor de waarden en welk gedrag belemmerend werkt. Ze gebruiken dit dagelijks voor verdieping en – daar waar het lukt – voor reflectie. Dit stimuleert de groei en ontwikkeling van de groep en het individu. Deze manier van werken leidt ertoe dat kinderen de theorie meer en meer gaan praktiseren. Het is niet voldoende om deze waarden in een protocol vast te leggen en dan met het protocol te zwaaien als het gedrag niet overeenstemt met de afspraak.

Flexibiliteit van het brein

De genen van je (voor)ouders beïnvloeden de plasticiteit van je brein. Oftewel: hoe makkelijk je de werking van je hersenen kunt beïnvloeden. Een groot deel van die plasticiteit ligt vast in je DNA. Maar het wordt ook deels bepaald door de omgeving waarin je opgroeit. Je kunt een gezin uit de armoede halen, maar is het ook mogelijk om de armoede uit het gezin te halen? Volgens ervaringsdeskundigen is het belangrijk dat mensen in armoede niet gezien worden als probleem, maar als mens. Ervaringen zijn een belangrijke derde factor voor de plasticiteit van het brein. Je hebt ervaringen nodig om te groeien en ontwikkelen, zodat je boven je genetisch potentieel en je omgeving kunt uitgroeien.

  1. Een leerkracht in een breinvriendelijke klas organiseert een optimaal leerproces. Dat begint met het creëren van een veilige en rijke leeromgeving (klimaat voor denken). Hierdoor kan de lerende openstaan voor onbekende woorden en geprikkeld worden om ermee aan de slag te gaan.
  2. De leerkracht heeft helder en scherp welke vaardigheden hij in het jaar wil aanleren, zodat het pedagogisch en didactisch verantwoord is (vaardigheden van denken).
  3. Deze vaardigheden zijn de hefboom voor onderzoekend leren. Ze geven de kinderen de mogelijkheid om zelf of samen aan de slag te gaan. Oftewel het werken (werken met denken).
  4. Na het werken vindt reflectie plaats en wordt het werken vertaald naar praktiseren. Zo ontstaat het besef wat de opbrengst van het leren is of wat nog mag verdiepen, groeien en ontwikkelen (denken over denken).

De laatste fase wordt overgeslagen wegens tijdgebrek. Dit bevestigt dat het huidige onderwijs de nadruk legt op WOORD = WERK.

Hoe werkt het (lerend) brein?

De wetenschappelijke inzichten over het brein zijn in de afgelopen jaren fors toegenomen, maar dit is slechts beperkt vertaald naar de klas en het onderwijs. Daarnaast zien we in de maatschappij een toename van polarisatie, steeds meer strijd bij complexe vraagstukken en toenemende desinformatie. Ook wordt er bewust desinformatie ingezet om feitelijke informatie te ontkennen.

Het brein kunnen we verdelen in drie niveaus die in de evolutie zijn gegroeid. Het oudste deel van het brein is verbonden met de hersenstam en reguleert primaire functies zoals ademhalen, vechten, vluchten, voortplanten. Het ‘reptielbrein’. Dit deel van het brein slaapt nooit, is altijd alert en is gericht op overleven. Het zorgt voor het primair en snel reageren en regeert de korte termijn.

Het tweede deel van het brein ligt rondom het reptielbrein en wordt ook wel het oude zoogdierenbrein genoemd. Het is het emotionele deel van ons brein dat zich richt op emoties. Het sluit nauw aan bij het reptielbrein.

Tot slot hebben we nog het nieuwe zoogdierenbrein, het jongste deel van ons brein dat we in de prefrontale cortex vinden. Hier vindt het academische denken plaats. Dit deel van het brein werkt langzaam en is in staat tot rationaliseren. Het emotionele deel en het reptielbrein kunnen dit uitschakelen wanneer we moeten overleven. Tegelijkertijd is het rationele brein juist is in staat tot het temperen van het emotionele brein en de impuls om te vechten.

Training van het brein

Voorbeelden van voor elkaar zorgen zijn altijd en overal zichtbaar, bijvoorbeeld tijdens geweld en natuurrampen. Mensen kiezen ervoor om zelf te overleven of anderen te helpen, ook als dat ten koste gaat van henzelf. Hoe is dat toch mogelijk? Het vergt training, oefening en vooral veel praktiseren van het brein. Zo leert een EHBO-training wat we met ons hoofd, hart en lichaam moeten doen om hulp te verlenen.

De strijd tussen Israël en de Palestijnen leidt bijvoorbeeld tot een onveilige situatie in onze samenleving. We zijn blijkbaar niet langer in staat om tot een goed gesprek te komen, maar leveren strijd en vechten. De enige manier om als samenleving verder te komen is juist door met elkaar in gesprek te gaan, met ruimte voor beide partijen en alle betrokkenen. Voorbeelden van grote conflicten in de historie (Guatemala, Colombia, Zuid-Afrika) bevestigen de effectiviteit van deze manier. In de praktijk betekent dit dat we vanuit elk deel van ons brein kunnen werken aan een complex vraagstuk (een woord). Maar hoe bepalen we welk deel van ons brein daarbij leidend is en dus tot ons handelen leidt?

Leerplicht: vluchten, vechten of…?

Elk kind leert in de eerste levensjaren omdat de wereld interessant en boeiend is. Daarna wordt het ‘leerplicht’. Als kinderen het tot hun 18e als een plicht ervaren, is de kans groot dat ze het niet meer anders zullen zien of ervaren. De aandacht en energie verplaatsen dan naar overleven van/in het systeem. Dit gedrag past dan vooral bij vechten en vluchten (het reptielbrein). Vechten met de leerstof om deze voor een toets te leren zodat je een voldoende haalt. Vluchten om te voorkomen dat moet vechten met de leerstof. Dit leidt ertoe dat een kind met minimale energie en werk een punt haalt dat ‘voldoende’ is. Uiteraard heeft dat weer impact op het praktiseren.

Boeiend

Boeiend betekent dat je iets aandacht geeft omdat het je raakt of het een emotie oproept. Emotie prikkelt het emotionele deel van het brein. Vechten en vluchten zijn geen optie meer en je brein wil met de boeiende materie aan de slag. Je wilt leren gitaarspelen, leren voetballen, leren paardrijden. Door te werken vanuit de emotie praktiseer je het geboeid kunnen zijn als bron om iets te willen leren. Leren kan ook boeiend zijn vanuit het rationele brein. Je begrijpt dan waarom je iets nodig hebt. Je moet aandacht, tijd en energie stoppen in het leren van het woord door ermee te werken tot je het verinnerlijkt hebt. Dit gaat makkelijker naarmate je de vaardigheden, houding en overtuiging hebt ontwikkeld waarmee je deze keuze bewust kunt maken.

Hart, hoofd en handen

Volwassenen vertellen dit vaak aan jongeren. ‘Je hebt dit later nodig, dus moet je het nu leren.’ Daarmee doen we een beroep op het rationele brein, terwijl dit juist het reptielbrein en het emotionele brein prikkelt. Boeiend activeert ons hart. Is het ook betekenisvol? Dan wordt naast het hart ook ons hoofd geactiveerd, zodat onze handen aan het werk kunnen. De nadruk op het verdiepend leren ligt in de reflectie. Zo wordt praktiseren mogelijk.

Het is niet de bedoeling om leerstof alleen maar te bieden door het boeiend te maken. Zoek daarom naar een balans die leerstof betekenisvol maakt én ruimte geeft voor keuze. Verbind de verplichte leerstof bijvoorbeeld met werkvormen en zelfgekozen tools. De beheersing van deze tools maakt het makkelijker voor de leerling om open te staan voor en geboeid te zijn door nieuwe leerstof.

leerlingen

Opbrengsten

Wat als de focus op opbrengsten voortkomt uit het derde principe van het machinedenken: productiviteit? Wat als opbrengsten ook kunnen ontstaan uit zelforganisatie? Het derde principe van een levend systeem. Het resultaat is dan een bijproduct van een goed georganiseerd leerproces.

Opbrengsten zijn belangrijk, maar staan niet op zichzelf buiten het hele systeem. In de afgelopen vijftien jaar heeft de overheid de resultaten belangrijker gemaakt als doel. De opbrengsten zijn daardoor centraal geplaatst. Wanneer je een onderdeel van het geheel wilt verbeteren, weet je zeker dat het geheel sub-optimaliseert. Dit is een van de belangrijke essenties van samenhang, waar ik in een latere blog in deze serie op terugkom.

De opbrengsten komen voort uit een goed leerproces mits je de opbrengsten in samenhang met het geheel aandacht blijft geven. Maar zodra het leerproces belangrijker wordt gemaakt dan de andere architecturen, dan weet je zeker dat je het geheel sub-optimaliseert. Woord = werk = praktiseren betekent dat de resultaten, de opbrengsten zichtbaar worden in het praktiseren. Dan wordt duidelijk hoe het ‘woord’ oftewel de leerstof, het curriculum, omgezet wordt in gedrag, in toepassing in de dagelijkse praktijk. De leerling heeft de leerstof als informatie verinnerlijkt en laat dat zien in de toepassing ervan en in zijn gedrag.

Goed georganiseerde vertraging = versnelling

Wil je meer leren over dit onderwerp? Bestel mijn nieuwste boek Leren in een Levend Systeem en leer anders kijken, denken en handelen.

Over deze blogserie

Deze blogserie sluit aan bij het boek Leren in een Levend Systeem en behandelt elke architectuur van dit systeem. In de komende blogs ga ik verder in op het WAT in het proces van leren en aanwezig zijn, het leiderschap van alle betrokkenen, de verbinding met de gemeenschap en de samenhang als essentie van een levend systeem.

Deel 1: Het verschil tussen een machinesysteem en leren in een levend systeem
Deel 2: De architectuur van de ruimte
Deel 3: De architectuur van het leerproces
Deel 4: De architectuur van het curriculum
Deel 5: De architectuur van het leiderschap
Deel 6: De architectuur van de gemeenschap
Deel 7: De samenhang als essentie van een levend systeem