De samenhang als essentie van een levend systeem (deel 7)

Alles hangt met elkaar samen. Toch lag de nadruk de afgelopen 200 jaar op het fragmenteren van een geheel om efficiënter te werken. Een gevolg van het machinedenken. Voor een levend systeem zijn twee zaken belangrijk. Allereerst moet de soort overleven en dus kunnen leren in een veranderende omgeving. Lukt dat? Dan verplaatst de aandacht naar leven. Wat maakt het leven zinvol en betekenisvol?

In eerdere blogs heb ik uitgebreid aandacht besteed aan de drie principes van een levend systeem (onderlinge samenhang, diversiteit, zelforganisatie) en de drie principes van een machinesysteem (uniformiteit, fragmentering, productiviteit). Hoe meer bepaalde principes gehanteerd worden hoe meer een orde ontstaat die daarbij past. Deze orde geeft richting en inhoud aan het waarnemen, denken en handelen. Het geeft vertrouwen en ervaring en creëert patronen. Dat is prima, totdat de wereld verandert en het gedrag van het verleden geen garantie meer is voor succes in de toekomst.

De grenzen van het huidige systeem zijn bereikt en in meerdere opzichten overschreden. De opwarming van de aarde heeft overal impact op klimaat en leven. Het waarnemen, denken en handelen van het verleden garanderen meer problemen in de toekomst. Toch proberen we – tegen beter weten in – het bestaande systeem krampachtig in stand te houden. Maar het is duidelijk dat het anders moet.

De principes van een levend systeem zijn hierin een alternatief.

Het wat en hoe van samenhang

WAT: ALLES
Alles hangt met elkaar samen

HOE: OORZAAK-GEVOLG
Het gaat erom te duiden welke hoofdzaken het geheel beïnvloeden.

Als alles met elkaar samenhangt, werkt dat heel belemmerend. Want waar begin je? In een complex vraagstuk spelen misschien wel 200 variabelen een rol van betekenis, dus wat is dan de hefboom? Alles is te veel en geeft de indruk van chaos. Het ligt voor de hand om terug te vallen op de principes van het machinedenken en het vraagstuk te verdelen in stukjes (fragmentering) en met een bekende, voorspelbare aanpak (uniformiteit) te werken aan het resultaat (productiviteit) om vervolgens verder te gaan met het volgende onderdeel. Maar dat is een grote valkuil.

Het gaat er juist om eerst vanuit zoveel mogelijk verschillende punten (diversiteit) zoveel mogelijk variabelen te verzamelen. Door de samenhang op deze manier te onderzoeken, krijg je vanzelf inzicht in het vraagstuk en ontluikt de mogelijke ontwikkeling ervan (zelforganisatie).

De relatiecirkel is een tool die je daarbij helpt. Telkens als ik deze tool gebruik tijdens het onderzoeken van de samenhang ontstaat het inzicht. Uiteindelijk komen de hoofdzaken (de hefbomen) vanzelf naar boven. Ze laten zien hoe door oorzaak-gevolg het systeem is gegroeid en ontwikkeld in een bepaalde richting. Door te onderzoeken HOE de variabelen elkaar beïnvloeden leer je het gehele systeem te begrijpen. Zo weet je welke hefbomen je in beweging kunt brengen om het systeem in een bepaalde richting te ontwikkelen.

Voorbeeld relatiecirkel

Openstaan voor nieuwe inzichten

Om de belangrijkste hefbomen te ontdekken heb je een lerende houding nodig. Als je openstaat voor mogelijke ontluikende inzichten creëer je ruimte voor ontdekkingen. Een wetende houding staat dit in de weg en wil juist bevestiging van het eigen weten, dat is voortgekomen uit de kennis en ervaringen van het verleden. Hoe vaker je kennis en ervaring als bron gebruikt, hoe moeilijker het wordt om je eigen weten te parkeren en open te staan voor nieuwe inzichten.

Kennis en ervaring zijn belangrijk als ze verbonden zijn met het onderzoeken van een veranderende omgeving. Hoe vaker je leert omgaan met verandering, hoe beter je leert omgaan met veranderingen in de wereld dichtbij en veraf. Zelforganisatie komt voort uit het inzicht en daarbij passende gedrag van iedereen die aan het onderzoek heeft meegedaan.

Een traditionele organisatie kenmerkt zich door hiërarchisch georganiseerd leiderschap: controle stuurt en bepaalt van bovenaf. De medewerker wacht af, voert uit en vraagt om toestemming. Zelforganisatie is niet gewenst en de organisatie is zoveel mogelijk in structuren vastgelegd. Een levend systeem daarentegen kenmerkt zich door zelforganisatie. Het werkt vanuit bepaalde principes die iedereen hanteert. De structuur ondersteunt de principes. De belangrijkste waarde: vertrouwen.

Taal

“Everyting said is said by someone”
– Maturana en Varela, ‘The Tree of Knowledge’ 1998

Taal is een weergave (interpretatie) van de werkelijkheid en de wereld om ons heen. Het ís niet de werkelijkheid. Net als een landkaart niet gelijk is aan het land, maar slechts een weergave is van de werkelijkheid zodat wij die beter kunnen begrijpen. Dankzij de ontwikkeling van Artificial Intelligence (AI) is aan de uitspraak van Maturana en Varela een extra dimensie toegevoegd. Maar daardoor is het nog belangrijker geworden te beseffen dat taal een weergave is van de geïnterpreteerde werkelijkheid. Framing en nepnieuws worden steeds vaker en gemakkelijker ingezet om onze beleving van de werkelijkheid te beïnvloeden. Daarom is taal niet vanzelfsprekend de enige en echte waarheid.

De taal die in de afgelopen 200 jaar is ontstaan heeft invloed op het waarnemen, denken en handelen in ons huidige werk en leven, zoals ‘kinderen klaarstomen voor het VO’ en ‘het brein vergelijken met een computer’. Ook het denken in lineaire stappen en fragmentering is een gevolg van die ontwikkelingen. ‘Haal een auto uit elkaar, vervang een onderdeel en zet hem in elkaar om hem weer te laten functioneren’. Tegenwoordig kun je door het vervangen van een chip de prestaties van de auto verhogen.

Het lukt ons ook steeds vaker om een orgaan in een levend systeem te vervangen, zoals een nieuw hart waardoor iemand langer kan leven. Toch zijn de grenzen van de medische mogelijkheden nog lang niet bereikt. Het gaat dus niet om goed of fout, zwart of wit, maar om de taal te waarderen die het onderscheid weergeeft tussen een levend systeem en een machine systeem.

Samenhang vraagt om aanvullende taal en vooral een aanvullend bewustzijn. Wat zijn de (on)bedoelde effecten van ons handelen?

Systeemdenken voorziet in deze behoefte en is simpel en eenvoudig te gebruiken. Als variabelen die elkaar beïnvloeden beide meer/minder worden, gebruik je de letter S (same). Als de een minder wordt en daardoor de ander meer, dan gebruik je O (opposite). Een combinatie van variabelen die elkaar versterken krijgen de R (reinforcing) en als ze elkaar in balans brengen de B (balance).

Het voorbeeld in bovenstaande afbeelding is een van de archetypen van systeemdenken. Het is een vaak voorkomende situatie die bij vrijwel elke denkbare oplossing voorkomt.

Probleem: de kosten van het kopieerapparaat zijn te hoog. Een oplossing: goedkoper papier. Hoe hoger de kosten, hoe meer de oplossing (S) wordt gekozen. Daarmee gaan de kosten omlaag (O). Dit gaat een tijdje goed. Maar dan, na vertraging (beide streepjes op de lijn) komt er een onbedoeld gevolg. Het apparaat werkt minder goed met het goedkope papier en er is meer onderhoud nodig (onbedoeld gevolg S). Daardoor nemen de kosten (het aanvankelijke probleem) weer toe (S).

De gekozen oplossing was een ogenschijnlijk goed idee, maar blijkt achteraf een lapmiddel te zijn. Het gaat vooral om het besef van natuurlijke vertraging en hoe de omstandigheden kunnen veranderen waardoor je andere keuzes moet maken. Het gebruiken van de systeemtaal is een middel om de complexiteit van een verhaal te begrijpen, zodat je kunt doen wat ertoe doet. Het is de basis voor anders waarnemen, denken en handelen.

Jezelf opnieuw uitvinden

Ons waarnemen, denken en handelen komt vaak voort uit wat je eerder hebt waargenomen en waarmee je vertrouwd bent. Ontwikkelde en bewezen kennis, gedragspatronen of routinematig handelen. Alle bestaande patronen passen bij de kennis en vaardigheden waarvan je weet dat ze werken.

Maar wat eerder heeft gewerkt biedt geen garantie voor succes in de toekomst, zeker niet in veranderende tijden. Elk levend systeem moet zichzelf dan opnieuw uitvinden. De wereld verandert sneller dan ooit, maar de vaardigheden om hiermee om te gaan leren we in ons huidige systeem niet aan tijdens de periode waarin je deze het makkelijkste oppikt: als kind. We leren kinderen daarentegen de kennis van het verleden en pas als ze dat kunnen reproduceren mogen ze het toepassen in de wereld. En dan blijkt vervolgens dat de wereld iets heel anders van hen vraagt.

Wat vraagt het van ons als volwassenen om de veranderende wereld om ons heen te kunnen waarnemen? Om het denken te ontwikkelen dat de veranderende wereld van je vraagt, zodat je kunt doen wat ertoe doet? Hoe langer je doet wat je eerder hebt gedaan, hoe minder sensitiviteit je ontwikkelt voor veranderende omstandigheden. Je raakt het gevoel voor verandering kwijt door routine.

Axioma’s systeemdenken

Een axioma is een geaccepteerde wetmatigheid die niet wetenschappelijk bewezen hoeft te zijn.

  1. Alles hangt met elkaar samen;
  2. Als je in een levend systeem een onderdeel optimaliseert, weet je zeker dat je het geheel sub-optimaliseert.

Als alles met elkaar samenhangt dan komt dat tot uitdrukking in de onderlinge relaties, hoe het een het ander beïnvloedt. In een levend systeem heeft alles impact op alles (WAT). Het gaat erom te begrijpen HOE die samenhang werkt. Als je in een levend systeem een onderdeel aanpast om het geheel te verbeteren weet je zeker dat je daarmee de balans uit het systeem haalt en dus sub-optimaliseert. Maar dat is vaak pas duidelijk op de lange termijn – na een bepaalde periode van vertraging.

Sub-optimalisering van de doorstroomtoets

Mevrouw Mariëlle Paul (staatssecretaris van onderwijs) wil kansenongelijkheid verbeteren door het invoeren van de doorstroomtoets door meerdere organisaties (om zo de monopoliepositie van CITO te doorbreken). De aanleiding is de lagere advisering van meisjes, kinderen uit migratieachtergrond en kinderen uit het platteland. Ze heeft de aanname dat een unieke oplossing (de doorstroomtoets) drie probleemgebieden (kansenongelijkheid, kwaliteit advisering en monopoliepositie CITO) oplost. Elke doorstroomtoets heeft twintig ankervragen waardoor ze gelijkwaardig aan elkaar zijn, zo is de overtuiging. Daarnaast zijn er per domein tot wel veertig unieke, aanvullende vragen. Je kunt dus op voorhand al voorspellen dat deze aanpak het geheel sub-optimaliseert.

De onderwijsinspectie maakt het echter nog bonter door de opbrengsten van de doorstroomtoets te gebruiken om de kwaliteit van scholen te bepalen. Een individuele toets voor een goed advies aan één enkele leerling wordt dus gebruikt om een conclusie te trekken over de school als geheel…

Dit is een van de vele interventies op onderdelen waarvan de Parlementaire Commissie Dijsselbloem over onderwijsvernieuwingen in 2008 al constateerde dat de aanpak niet werkt. Oorzaak is onder meer een zwakke analyse van het probleem en tunnelvisie van de bewindspersonen. Als het geheel zich in een proces van sub-optimalisering bevindt, kun je concluderen dat stelselmatig een poging wordt ondernomen om onderdelen te optimaliseren.

Kwaliteit van het onderwijs

De inspectie concludeert al vijftien jaar dat de kwaliteit van het onderwijs daalt, ondanks verwoede pogingen om dit te verbeteren. In de ‘Staat van het Onderwijs 2021’ concludeert de directeur-generaal in haar voorwoord vooral niets nieuws te bedenken, maar de kennis en vaardigheden te gebruiken die bewezen effectief zijn. De kwaliteit van het onderwijs wordt verbeterd door de inzet van een bewezen effectieve aanpak van lezen, taal en rekenen.

In ‘De Staat van het Onderwijs 2024’ licht de waarnemend inspecteur-generaal toe dat er nog steeds te veel wordt gehandeld vanuit het gemiddelde. Het zicht op de individuele leerling of student en diens hulpvraag ontbreekt en dat is niet effectief. Ze heeft een ander perspectief. Ze legt de nadruk op samenwerken, professionaliseren en het aanbrengen van focus. Ze vult dit aan met verscheidenheid aan perspectieven die meer in de richting van het geheel en de samenhangende delen gaan.

Helaas valt ze in haar afsluiting alsnog terug op het bekende patroon. Zo schrijft ze: “De Griekse filosoof Euclides schreef ooit: “De meeste ideeën over onderwijs zijn niet nieuw, maar niet iedereen kent de oude ideeën.” Wat in de Griekse oudheid gold, geldt vandaag misschien nog wel sterker. De ideeën zijn er, we kennen ze en gebruiken ze ook, maar nog lang niet voldoende. Nu moeten we ze overal ten uitvoer brengen. “

Wat als de oude ideeën en oude manier van waarnemen, denken en handelen een deel van het probleem zijn?

Samenhang

Onderlinge afhankelijkheid

Paulo Freire schreef in 1970 het boek ‘Pedagogy of the Oppressed’ over de rol en functie van het onderwijs. Daarin brengt hij het proces van leren en ontwikkelen terug tot drie woorden:

WOORD=WERK=PRAKTISEREN

Elk authentiek woord is in staat om de wereld te veranderen. Dat betekent wel dat met elk authentiek woord in het curriculum moet worden gewerkt en dat het toegepast moet worden. Het volstaat niet om volgens de methode met de leerstof te werken en er dan van uit te gaan dat het voor de leerling voldoende is om de opgedane kennis ooit, ver in de toekomst, toe te passen.

En het praktiseren staat niet op zichzelf. Het gaat ook om de mate van onderlinge afhankelijkheid in het proces van werken. Zie onderstaand schema:

Tijdens een atletiekwedstrijd is het de bedoeling dat de deelnemers zich afsluiten voor alles en iedereen om hen heen zodat ze een optimale prestatie kunnen leveren. Voorafgaand en erna kun je de samenhang optimaliseren, maar tijdens de wedstrijd gaat het om de individuele prestatie. De onderlinge samenhang is laag. In de klas en de school is dit te vergelijken met de individuele manier waarop elke leerling een prestatie moet leveren en individueel wordt getoetst.

De estafette 4×100 meter of de shorttrack relay laat zien dat de teams die het beste samenwerken het meest kans maken op een medaille. Je moet niet alleen je eigen prestatie trainen maar ook de overdracht van het estafettestokje. De onderlinge afhankelijkheid is groter.

In het laatste deel van het schema zie je dat onderdelen elkaar versterken om tot optimale prestaties te komen. Tijdens een rugbywedstrijd tillen teamleden elkaar letterlijk naar een hoger niveau. Het gaat om de kwaliteit van samenwerken. Daar is de onderlinge afhankelijkheid het grootste.

In het voorwoord van De Staat van het Onderwijs 2024 schrijft de waarnemend inspecteur-generaal dat samenwerken heel belangrijk is voor de gewenste ontwikkeling. Ze vindt dat nog te weinig scholen met goede resultaten andere scholen helpen. Persoonlijk mis ik hierin de reflectie dat deze ongewenste situatie mogelijk een opbrengst is van de manier waarop het ministerie en de inspectie de afgelopen decennia de scholen hebben benaderd. Er is blijkbaar weinig geleerd van het advies van de Commissie Dijsselbloem.

Bovendien bleek pasgeleden dat de vier scholen die bewust anders omgaan met advisering van kinderen in groep 8 en het gebruik van de doorstroomtoets niet opgetild worden om tot grotere hoogte te komen maar met een dreiging van financiële korting in het gareel worden geduwd. De Staatssecretaris gebruikt haar machtsmiddel ’spoedaanwijzing’ wel heel gemakkelijk terwijl er bij eerder inspectiebezoek geen aanwijzingen waren voor wanbeheer. Samenwerking als hefboom voor ontwikkeling geldt blijkbaar voor de scholen en niet voor de baas.

Conclusie

Door de daadkracht van de afgelopen eeuwen en gehanteerde principes als uniformiteit, fragmentering en productiviteit zijn veel ontwikkelingen gerealiseerd. Toch zijn er ook veel onbedoelde gevolgen met een cumulatief effect te zien. De impact neemt exponentieel toe. Niet alleen per onderdeel, maar ook in samenhang. De opwarming van de aarde heeft impact op het ecosysteem waardoor bijvoorbeeld landbouw onmogelijk wordt in bepaalde gebieden. Dat heeft grote invloed op de migratie van de bevolking.

De gevolgen voor het milieu en het klimaat zijn al sinds het begin van de zeventiger jaren duidelijk (Club van Rome en het boek ‘De Grenzen aan de Groei’). We weten al decennialang dat de bestaande manier van leven en werken geen toekomst heeft. En toch gaan we door. Blijkbaar hebben onze gedragspatronen meer impact dan het besef dat ons gedrag niet meer houdbaar is.

De drie waarden die ik in het blog ‘de Architectuur van de Ruimte’ heb beschreven (zorg goed voor jezelf, voor de ander en voor deze plek) werken alleen als je ze in samenhang gebruikt. Zodra de nadruk ligt op één van deze waarden raakt het geheel uit balans. Alleen goed zorgen voor jezelf leidt tot teveel ego en te weinig eco. Alleen zorgen voor de ander leidt tot te veel compassie en het verlies van de balans met scherp onderscheidend vermogen. Alleen zorgen voor deze plek leidt tot fanatisme waarin je tegenover elkaar komt te staan en je jezelf en elkaar verliest in de strijd.

Het gaat om het realiseren van balans. Balans in jezelf, in relatie tot de ander en in het gehele systeem. Daarmee zijn problemen een onderdeel van het geheel. Echt accepteren dat iets een probleem is, maakt dat er geen problemen meer bestaan. Er is alleen nog ontwikkeling waarin een volgende stap nodig is. Dat wil niet zeggen dat je de omstandigheden moet gedogen. Veel van wat er in de wereld dichtbij en veraf plaatsvindt is onwenselijk. Het gaat erom dat de bedoeling helder is en dat je er zelf – en samen – hard aan werkt om de bedoeling te realiseren.

De bedoeling is gevat in authentieke WOORDEN en daar WERKEN we zelf en samen aan. Maar het gaat erom dat we het PRAKTISEREN. Niet alleen DOEN, maar het ook ZIJN.

De beste plekken om te leren samenleven in het klein en het groot zijn het gezin en de school. Daar ligt de basis voor waarnemen, denken en handelen van en voor de toekomst. Jongeren staan dichter bij de toekomst dan volwassenen. Het gewenste gedrag van de volwassenen van de toekomst is in potentie al aanwezig in de jongeren. Het is aan ons als volwassenen om hen een veilige en rijke omgeving te bieden waarin ze leren van en voor de toekomst. Kennis van het verleden is daarbij helpend maar niet de enige weg.

Wil je meer leren over dit onderwerp? Bestel het boek Leren in een Levend Systeem en leer anders kijken, denken en handelen.

Over deze blogserie

Deze blogserie sluit aan bij het boek Leren in een Levend Systeem en behandelt elke architectuur van dit systeem. In de komende blogs ga ik verder in op het WAT in het proces van leren en aanwezig zijn, het leiderschap van alle betrokkenen, de verbinding met de gemeenschap en de samenhang als essentie van een levend systeem.

Deel 1: Het verschil tussen een machinesysteem en leren in een levend systeem
Deel 2: De architectuur van de ruimte
Deel 3: De architectuur van het leerproces
Deel 4: De architectuur van het curriculum
Deel 5: De architectuur van het leiderschap
Deel 6: De architectuur van de gemeenschap
Deel 7: De samenhang als essentie van een levend systeem